Eerste militaire ereveld ooit ter wereld
Onder de kerk van Ginniken ligt het eerste militaire ereveld ter wereld ooit. Vrijwel niemand weet dat en de aanwezigheid van de Nederlandse krijgsmacht is verdwenen. De krijgsmacht is de band met deze gesneivelden compleet uit het oog verloren. De namen van de gesneuvelden waren bekend maar zijn niet meer te lezen op het grafmonument.
Wat wil vereniging 18 juni?
- Bekendheid vergoten van het ereveld Breda 1832.
- Opname in historische canon van Nederland.
- Opname van het ereveld op de werelderfgoedlijst.
- Terugkeer van betrokken de eenheden en regimenten van de Koninklijke Landmacht op de locatie met herdenkingen, beëdigingen en vormingsbezoeken.
- Omarming en onderzoek door de Koninklijke Landmacht.
Geschiedenis van het ereveld
Generaal Chassé ligt in het Ginneken begraven. Iedereen kent er wel het ereveld op de begraafplaats aan de Vogelenzanglaan. Daar vonden de gesneuvelde Polen die in 1944 Ginneken hebben bevrijd van de Tweede Wereldoorlog, een laatste rustplaats. Maar hoeveel inwoners in Breda en omstreken weten van de Nederlandse militairen die begraven liggen op het kerkhof bij de N.H. kerk aan de Duivelsbruglaan? Een even groot drama is aan hun dood vooraf gegaan.
Zij sneuvelden in 1832 bij de verdediging van de Citadel van Antwerpen. Antwerpen werd toen door een grote Franse troepenmacht belegerd. Doel van de strijd was om Koning Willem I te dwingen de zelfstandigheid van de zuidelijke Nederlanden te accepteren op condities die voor de noordelijke Nederlanden bijzonder ongunstig waren. Na ruim twintig dagen moest de opperbevelhebber in dienst van Koning Willem I, generaal Chassé, het laatste bolwerk der noordelijke legers prijsgeven.
Overbrengen gesneuvelde militairen mede een daad van verzoening…
Toen de Nederlandse troepen na zes maanden krijgsgevangenschap met hun generaal aan het hoofd in Nederland terugkeerden, werden ze als helden ontvangen. Op de Citadel van Antwerpen waren hun gesneuvelde kameraden achtergebleven. Maar de oud-strijders rustten niet, voordat hun stoffelijke overschotten naar Nederland zouden mogen worden teruggebracht. Het zou echter nog veertig jaren duren, voordat het zo ver was. De verhoudingen tussen Nederland en het jonge koninkrijk België waren toen aanzienlijk verbeterd. Het overbrengen van de gesneuvelde militairen werd toen mede als een goede aanleiding beschouwd om tot verdere verzoening te komen.
Koning Willem lll, wiens vader als kroonprins Willem tijdens de ‘Belgische Opstand’ zo’n belangrijke rol had gespeeld, was een warm voorstander van de overdracht. Dat dit pas in 1870 bespreekbaar werd, kwam mede door het feit dat men toen in Antwerpen overging tot de sloop van de oude vesting. Daarbij zat men danig in de maag met de daar aanwezige graven van de Nederlandse militairen die in 1832 waren gesneuveld. Overdracht van de stoffelijke overschotten aan Nederland zou niet alleen als een gebaar van verzoening kunnen worden gezien, maar tevens dat praktische probleem kunnen oplossen. Een ander belangrijk punt was de organisatie van oud-strijders, ‘Het Metalen Kruis’.
De koning zelf kwam naar Ginneken om het Citadelmonument te onthullen…
De oud-strijders hielden iedere vijf jaar een reünie om daarmee de gedachte aan de roemrijke dagen van de Tiendaagse Veldtocht en van de verdediging van de Citadel van Antwerpen levendig te houden. In 1871 zou een reünie van de toen al bejaarde oud-strijders in Breda plaatsvinden. Dat was dan, vond men, meteen een mooie gelegenheid om aan de bedoelde herbegraving de nodige militaire luister bij te zetten. De commissie die de overdracht van de stoffelijke overschotten moest regelen, had besloten om deze op het kerkhof van de N.H. Kerk van Ginneken opnieuw ter aarde te bestellen. De keuze was op deze begraafplaats gevallen, omdat daar ook de toenmalige opperbevelhebber D.H. Chassé lag begraven.
Verder rustten daar ook de stoffelijke overschotten van enkele andere hoge militairen, met name van generaal Seelig. Hij was (toen nog in de rang van majoor) tijdens het beleg van de Citadel van Antwerpen commandant van de artillerie geweest. Ook lagen op het Ginnekense kerkhof begraven kapitein Van Deventer en de chef-staf De Boer. Alles bij elkaar voldoende redenen om Ginneken te kiezen voor de herbegraving van de te Antwerpen gesneuvelde militairen. Op initiatief van Koning Willem lll liet een commissie een monument ontwerpen, dat op het plein van de kerk werd opgesteld. Op 30 november 1874 kwam de koning vergezeld van twee prinsen persoonlijk naar het Ginneken om er het citadelmonument te onthullen.
J.P. van Nooten van De Vrachtwagen verhuurde plaatsen voor de vensters…
Het was de eerste van een hele serie militaire plechtigheden, die in de loop der jaren in het Ginneken rond dit monument zouden plaatsvinden. Ginneken was op die maandag 30 november 1874 uitbundig versierd met guirlandes, terwijl er bij de invalswegen vijf erepoorten waren opgericht. Storm en regen op de dag van de onthulling lieten echter van dit alles niet veel heel. De kasteleins deden uiteraard goede zaken. De herbergier van café De Vrachtwagen (nu Boerke Verschuren) op de Ginnekenmarkt had helemaal een goede dag. Eigenaar J.P. van Nooten adverteerde dagen tevoren in de krant, dat in zijn gelegenheid een plaats voor de vensters kon worden gereserveerd voor één gulden per persoon.
Een jaar later werd er opnieuw een aantal kisten met stoffelijke resten per trein van Antwerpen naar Breda gebracht die, evenals die van hun reeds eerder overgebrachte kameraden, in een grafkelder aan de achterzijde van het monument werden bijgezet. Het duurde echter nog tot 1907 dat ook de commandant generaal Chassé bij zijn manschappen aan de voet van het monument werd bijgezet. Sedert zijn overlijden in 1849 rustte hij op het kerkhof achter de kerk. In 1932 is Ginneken voor de laatste maal getuige geweest van een grote plechtigheid rond het citadelmonument. Op donderdag 20 december van dat jaar werd het feit herdacht, dat het een eeuw geleden was dat de Citadel van Antwerpen was gevallen.
De generaal woonde in Breda en wilde in Ginneken begraven worden…
Na terugkeer uit Franse krijgsgevangenschap werden Chassé en zijn troepen als helden in het vaderland ontvangen. De generaal werd belast met het commando over de vesting van de stad Breda. De stad was sedert de afscheiding van de zuidelijke gewesten ineens weer een belangrijke grenspost geworden. Toen in 1839 de staat van beleg werd opgeheven, werd de toen 70-jarige veldheer gepensioneerd. De koning benoemde hem nog tot lid van de Eerste Kamer. Generaal Chassé bleef in de Catharinastraat in Breda wonen, waar hij op 2 mei 1849 overleed. Het was zijn uitdrukkelijke wens in stilte begraven te worden op het kerkhof van de N.H. kerk te Ginneken.
De begrafenis vond plaats op maandag 5 mei 1849. De wens om in stilte begraven te worden ging echter niet in vervulling. De lijkkoets die de generaal naar zijn laatste rustplaats in Ginneken bracht, werd door diverse rijtuigen gevolgd, waarin zich oude wapenbroeders, hoofdofficieren, vrienden en bekenden bevonden. Op het kerkhof zelf was een grote schare officieren en minderen uit het garnizoen aanwezig die de generaal de laatste eer wilden bewijzen. Na 58 jaar achter de kerk begraven te hebben gelegen, werd zijn stoffelijk overschot op 10 juni 1907 met veel plechtigheid bijgezet in een nieuwe grafkelder aan de voorzijde van het monument. De militaire eerbewijzen werden gebracht door militairen van het zesde Regiment Infanterie en van het derde Regiment Veldartillerie.
Van zijn manschappen zou hij de bijnaam ‘papa Chassé’ hebben gekregen…
Op de Bouvignelaan stond geschut opgesteld die saluutschoten afvuurden. De (Ginneken) Markt en de Brugstraat (eerste deel Duivelsbruglaan) zagen zwart van de belangstellenden. Tot het kerkplein werden alleen toegelaten: de colleges van Burgemeester en Wethouders van Breda en van Ginneken en Bavel, de familieleden, de commissieleden, de K.M.A.-hoofdofficieren uit het garnizoen en de dragers van de Militaire Willemsorde. David Hendrik Chassé was een der laatste veldheren van de oude stempel. Hij moet bij zijn ondergeschikten een geliefde commandant zijn geweest. Ondanks de strenge tucht die hij handhaafde, trachtte hij bij het krijgsbedrijf zijn mannen zoveel mogelijk te sparen, wat hem volgens de overlevering de bijnaam ‘papa Chassé’ bezorgd moet hebben.
Bron: http://www.paulusvandaesdonck.nl/WimSiegmund/artikel_27.html